Twee gezichten van... Nr. 90: Foppenpolderplas
In de rubriek 'De twee gezichten van…' staan maandelijks
twee afbeeldingen centraal. De tekst van deze aflevering is
verzorgd door Trudy Werner-Berkhout van de Historische Vereniging
Maasland. Henk Groenendaal maakte de foto anno 2010.
Reacties en suggesties van lezers zijn van harte welkom. Deze
maand deel 90.
De Foppenpolder, ontstond in de 14e eeuw toen ten behoeve van
een betere afwatering van Midden-Delfland de Boonervliet werd
gegraven. Deze vliet werd evenwijdig aan de reeds aanwezige
Middelvliet gegraven en zodoende ontstond een smalle polder van
zo'n 10 ha. groot. Waar de naam vandaan komt is niet helemaal
duidelijk, vermoedelijk van een persoon genaamd Voppe of Foppe
die er land heeft gehad. De polder is eeuwenlang in gebruik
geweest van boeren, die er hun bedrijf hadden. In de vorige eeuw
kwam pas de grote verandering: rijksweg A20 werd aangelegd en
doorkruiste een deel van de polder. Tevens vestigde zich er
industrie, tuinbouw, aan de Bommeer een watersportvereniging met
aanlegplaatsen voor de recreatievaart en een café. In de jaren
zeventig ontstond het plan om van de Foppenpolder een Foppenmeer
te maken. Vervolgens werd er twintig jaar lang gepraat over de
vraag of de polder onder water gezet moest worden of niet. De
gemoederen liepen soms hoog op, er waren veel voorstanders maar
ook net zo veel tegenstanders. In 1986 werd definitief besloten
de polder onder water te zetten. Maar het eerste plan was
inmiddels tot een compromis verworden. Slechts 60 ha. land zou
onder water gezet worden en de Foppenplas vormen. |
Voor de polder onder water gezet werd, deed het
Instituut voor Prehistorie van de Rijksuniversiteit Leiden
onderzoek. In de polder werd een woonplaats uit de derde eeuw
voor Christus onderzocht. In het veen (de polderbodem bestaat
uit veen met daarop een kleipakket dat echter steeds dunner
wordt in de richting van de Bommeer) werden de resten van zo'n
zes houten boerderijen blootgelegd. Deze zijn in de loop der
tijd gebouwd. Door het gebruikte materiaal hadden de boerderijen
een levensduur van slechts enkele tientallen jaren. De
boerderijen waren gebouwd van lokaal hout, hout van de es, de
els en de wilg. Bovendien hadden de boerderijen te maken met de
slappe veengrond waardoor de vloeren verzakten. Mede door de
overstromingen in de tweede eeuw voor Christus verdwenen de
boerderijen in de bodem, onder de grondwaterspiegel. Dit laatste
was het behoud voor veel organisch materiaal zoals de palen, het
vlechtwerk, vloerlagen en afval. Hieruit blijkt dat ook toen al
voornamelijk veeteelt werd bedreven. Pas in de loop van de
Middeleeuwen begon de concentratie van boerderijen op de
kreekruggen en ging men het slappe veen mijden. Dit is nog
steeds goed te zien in het lijnvormige patroon van de erven
langs de Korte Buurt en Zuidbuurt. |
De polder werd aanvankelijk niet bemalen,het
overtollige water werd op natuurlijke wijze uitgelaten op de
beide aangrenzende vlieten. Geleidelijk begon het veen in te
klinken en de polder te zakken, er dreigde wateroverlast. In
1457 werd door de Hoogheemraden van Delfland goedkeuring gegeven
tot het bouwen van een watermolen. Deze molen werd gebouwd aan
de Middelwatering, in de buurt van het 'Jachthuis'. De molen
werd echter al in 1555 vervangen door een nieuwe en ditmaal
halverwege de polder aan de Boonervliet. In 1574, ten tijde van
de Spaanse onlusten, brandde de molen af. Er werd een nieuwe
gebouwd op dezelfde plaats: op de kaart van Kruikius 'Kleyn
Polder Molen' genoemd (1712). Rond 1885/1886 werd de molen
vervangen door een stoomgemaal, later dieselgemaal, aan de kade
van de Middelvliet, halverwege de Korte Buurt en het
'Jachthuis'. Het gemaal is in de tachtiger jaren afgebroken
vanwege de slechte staat en vervangen door een elektrisch
gemaal, welke geplaatst is op de plek waar vroeger de oude
windmolen heeft gestaan. Als gevolg van zijn lange en smalle
vorm, heeft de polder een enorme kadelengte, meer dan zes
kilometer. Eind 1960 dreigde het gemaal het te begeven en zouden
er extra voorzieningen nodig zijn voor het boezemwater. Vanwege
de hoge kosten die dit met zich mee zou brengen, riep het
toenmalig polderbestuur de hulp in van Gedeputeerde Staten en
het Hoogheemraadschap Delfland. Daarbij kwam al het opgeven van
de polder en de aanleg van een recreatieplas ter sprake. De
boeren en de toenmalige gemeente Maasland voelden er
aanvankelijk niets voor. In 1977 werden echter de afzonderlijke
polderbesturen opgeheven en kwam het beheer centraal bij
Delfland te liggen. Aanvankelijk dacht men dat door deze
lastenverdeling de polder zijn agrarische bestemming zou kunnen
blijven behouden. De plannen voor inundatie van de
Reconstructiecommissie voor Midden-Delfland waren echter
inmiddels al zo ver, dat het Foppenmeer als een belangrijk
onderdeel voor de nieuwe landinrichting werd gezien. Na een hoop
gesteggel werd uiteindelijk het agrarisch bestemmingsplan door
de gemeente veranderd. In 1986 werd besloten dat de polder
opgedeeld zou worden in een deel land en een deel water, de
Foppenplas. Na archeologisch onderzoek werden 16 oktober 1992 de
sluizen opengezet en de Foppenpolderplas gecreëerd.
Literatuur:
- Maasland, beeldverhaal van honderd jaar dorpsleven,
1900-2000.
- De Foppenpolder, catalogus tentoonstelling. Museum De
Schilpen, 1990/1991.
|
Tekst: Trudy Werner-Berkhout. Oude foto:
Historische Vereniging Maasland.
Foto huidige situatie 2010: Henk Groenendaal. 'Midden-Delfland - Schakel' publicatie:
16 juli 2010.
Na publicatie worden de “Twee gezichten van…” ook op
internet gepubliceerd op adres: http://www.middendelfland.net/. |
|