Twee gezichten van... Nr. 108: Boerderij Arkesteijn in Schipluiden
In de rubriek 'De twee gezichten van…' staan maandelijks
twee afbeeldingen centraal. De tekst van deze aflevering is
verzorgd door Jacques Moerman van de Historische Vereniging
Oud-Schipluiden. Henk Groenendaal maakte de foto anno 2012.
Reacties en suggesties van lezers zijn van harte welkom. Deze
maand deel 108.
In het dorp Schipluiden ligt aan de Burgemeester Van
Gentsingel nabij de rooms-katholieke kerk een klein plantsoentje
met onder andere enige hoge, oude kastanjes. Deze bomen en de
lichte verhoging van het terrein herinneren aan een van de
fraaiste boerderijplaatsen van Schipluiden. In de winter van
1960-1961 bezocht de kunstenaar Octave DeConinck Schipluiden.
Hij maakte een tekening van de oude boerderij van Cornelis
Arkesteijn, die van 1662 dateerde. Zijn tekening en beschrijving
van de boerderij kwamen in de Nieuwe Haagsche Courant van 14
januari 1961. DeConinck schrijft: 'Het is 'n pracht van een
boerderij die aan alle kanten zo mooi is om getekend te worden,
dat ik een hele strijd met mijzelf heb moeten voeren om tot een
definitieve keus te komen.' Met schrik zag hij een nieuwe
woonwijk nabij de boerderij verrijzen. Het gemeentehuis liet hem
weten dat burgemeester Meltzer en zijn wethouders op zoek waren
naar een goede oplossing om de boerderij te sparen. Er bestond
in die tijd nog geen Historische Vereniging Oud-Schipluiden en
er was ook nog geen sprake van een goed onderbouwd gemeentelijk
monumentenbeleid, met als gevolg dat de boerderij, waarvan de
gemeente op het laatst eigenaar was, in 1964 toch werd gesloopt.
De oude foto is kort voor de afbraak gemaakt. De tegeltableaus
uit de boerderij waren daarna te bewonderen in de woningen van
enige gemeentebestuurders. Een enkeling bracht later een aantal
tableaus terug naar het gemeentehuis. Tegenwoordig bevinden ze
zich in Museum Het Tramstation. |
Met het besluit om de boerderij te slopen,
terwijl deze ingepast had kunnen worden in de nieuwe woonwijk,
verloor Schipluiden een topmonument van de agrarische bouwkunst.
Klaas Uilkema, een landelijk bekende boerderijonderzoeker,
merkte het belang van deze boerderij reeds in 1927 op. Hij
bezocht de boerderij en beschreef de gehele indeling en het erf
in een plattegrond. In zijn rapport lezen we: 'Ook deze
boerderij was lang een gemengd bedrijf, getuige de aanwezigheid
van een dorsvloer. Boven de kelder is de hoogkamer. Tussen het
woongedeelte en de stal bevond zich een boenhoek. Hier was een
waterfornuis. Uilkema schreef hierbij: 'In het waterfornuis
wordt de melk gedaan; eronder wordt gestookt. Als de melk warm
is, wordt ze in de kaaskuip gegoten en met koude melk vermengd
tot een temperatuur van 30 of 28 graden, magender melk 30.' Hij
bedoelt dat voor het maken van volvette kaas de temperatuur van
het water 30 graden moet zijn en bij het maken van magere -
Leidse - kaas 28 graden. Voor het ene werd dus volle melk en
voor het ander magere melk gebruikt. De room daarvan was voor de
boterproductie. Naast het fornuis bevond zich vroeger tegen de
scheidingswand tussen boenhoek en huiskamer een oven, die
tijdens de waarneming in 1927 niet meer aanwezig was. Het
stookgat was nog te zien in de kamer. Heel lang hebben families
op hun boerderij zelf brood gebakken. Sinds de tweede helft van
de negentiende eeuw telde het dorp enige bakkers, die deze taak
langzamerhand overnamen.
Op het erf van de boerderij stond een zomerhuis met een
woonruimte, een boenhoek en een varkensschuur. In de boenhoek
werd in de zomermaanden boter en kaas gemaakt. De restproducten,
zoals de wei, gingen naar de varkens. Verder waren er een fraaie
wagenschuur, door DeConinck aangeduid als koetshuis, en een
hooiberg (in de negentiende eeuw waren er nog twee hooibergen). |
Vóór 1662 stond hier ook reeds een boerderij.
Aanvankelijk grensde het land van de boerderij aan de Gaag
(Vlaardingsekade), waar in de Late Middeleeuwen de eerste
woningen van het dorp werden gebouwd. In de zestiende eeuw was
er reeds sprake van een rij huizen tot ongeveer de huidige
Paardenbrug. Heel lang hadden de bewoners van de Vlaardingsekade
alleen het recht van opstal. Dit betekende dat zij eigenaar van
hun huis waren, maar de grond bleef deel uitmaken van het bezit
van de boerderij, die hiervoor jaarlijks een bedrag ontving.
Arnold Gabriël Arkesteijn (pater Monulfus) beschreef in 1937
het geslacht Arkesteijn. In zijn inleiding staat: 'Arkesteijn is
een oud r.k. boerengeslacht met diepe godsdienstzin en stoere
vroomheid, die in 't huiselijke en landelijke leven hun
zielsgeluk zochten en hun geloofstraditie begrepen als 'n
levendig bezit. Zij hielden zich bezig met veeteelt, akkerbouw
en het landbouwbedrijf.'
Begin 1600 woonden er al een familie Arkesteijn in de omgeving
van Schipluiden. In 1662 werd er onder meer land van de heren
van de Keenenburg gebruikt in de Zouteveense Polder. Een
generatie waarvan zeker is, dat deze op de boerderij nabij het
dorp Schipluiden woonde, is die van Georgius Arkesteijn, die in
1803 werd geboren in Zouteveen. Hij huwde in 1824 met Adriana
Kleijweg en stief in 1871. Achtereenvolgens ging de boerderij
over naar Arnoldus Arkesteijn (overleden in 1893), Arnoldus
Hubertus Arkesteijn (overleden in 1936) en Cornelis Arkesteijn
(geboren in 1907), die gehuwd was met Adriana van der Voort. Zij
oefenden als laatste het boerenbedrijf uit op deze boerderij… |
Meer informatie over de naamgeving van polders
en wegen is te vinden in het ‘Straatnamenboek
van de gemeente Schipluiden’ (de dorpen Schipluiden en Den
Hoorn en de buitengebieden). Tekst: Jacques Moerman. Oude foto:
Historische Vereniging Oud Schipluiden.
Foto huidige situatie 2012: Henk Groenendaal. 'Midden-Delfland - Schakel' publicatie:
3 februari 2012.
Na publicatie worden de “Twee gezichten van…” ook op
internet gepubliceerd op adres: http://www.middendelfland.net/. |
|